Mondelinge vraag aan minister Verlinden: afhandelcentrum transmigranten in Zeebrugge

Door Yoleen Van Camp op 28 december 2020, over deze onderwerpen: Asiel en migratie

Blijkbaar heeft u plannen om een afhandelingscentrum voor transmigranten op te richten in Zeebrugge. Echter, ook Blankenberge en Knokke-Heist dragen de gevolgen van de transmigratieproblematiek. Een afhandelcentrum in Zeebrugge is geen oplossing als ze daarna niet naar een gesloten centrum gaan en/of elders dan in Brugge worden vrijgesteld.

Mijn vragen zijn dan ook:

  1. Wie zal dan van dit centrum kunnen gebruik maken? Ook de omliggende politiezones?
  2. Wat zal er gebeuren bij vrijstelling van de transitmigranten? Hoe zal u voorkomen dat ze in Brugge of omgeving worden vrijgesteld en zo onmiddellijk een nieuwe poging tot inklimming zullen ondernemen?

Minister Annelies Verlinden: Mijnheer Ravyts, ik kan natuurlijk niet verantwoordelijk worden gehouden voor de vermenging van termen door de Brugse pers. Dat zult u mij allicht niet toedichten en laat ik voor uw rekening.

Het is wel van belang, collega's, om een onderscheid te maken tussen de verschillende begrippen, een oriëntatiecentrum, een gesloten centrum en een administratief centrum. Ik vind persoonlijk dat de term afhandelingscentrum zeer ongelukkig gekozen is, ook al verwijst die naar het administratieve gedeelte van de procedure. De term geeft mij een ietwat ongemakkelijk gevoel en misschien moeten wij daar eens over nadenken.

Ik zal mij in mijn antwoord beperken tot het louter politionele deel van de activiteiten van de voormelde centra. De taak van de politie bestaat er immers in de vermeende transmigranten te intercepteren en te identificeren, waarna op een beslissing van de Dienst Vreemdelingenzaken wordt gewacht. De politie is vragende partij om die beslissingen door de DVZ zo snel mogelijk te laten nemen, zodat er ook zo snel mogelijk opvolging aan gegeven kan worden. Dat is zowel in het belang van de vermeende transmigrant of transmigrant als van de ingezette politie­capaciteit. Ik kom daar zo meteen nog op terug.

Het merendeel van de transitmigranten wordt onderschept in West-Vlaanderen, meer bepaald in Zeebrugge. In 2019 werden in België iets minder dan 35.000 transitmigranten geïnter­cepteerd, waarvan meer dan 50 % in Zeebrugge en de directe omgeving van Zeebrugge. In hoofdzaak gebeurt dat door de scheepvaartpolitie in Zeebrugge, in nauwe samenwerking met de lokale politie en de havenautoriteiten.

De transmigranten in Zeebrugge worden vervolgens allemaal overgebracht naar het administratieve cellencomplex van de scheep­vaartpolitie. Daar vindt een identificatie en een veiligheidsfouille plaats en zijn ook de nodige sanitaire voorzieningen ter beschikking, wat uiteraard belangrijk is, zeker in deze coronacrisis.

Ik heb op 6 november de scheepvaartpolitie in Zeebrugge bezocht en vastgesteld dat die zeer professioneel en zeer gedegen georganiseerd is. De scheepvaartpolitie weet zeer goed hoe die activiteiten het beste aangepakt worden. Voor de politionele taken is er dus niet onmiddellijk behoefte aan een bijkomend centrum of een bijkomend administratief centrum.

Bovendien biedt de federale politie mobiele ondersteuning aan de lokale politie bij de interceptie van grote groepen transmigranten. Het interventiekorps van West-Vlaanderen werd daartoe de afgelopen jaren gevoelig versterkt. De politie is vooral vragende partij om de huidige administratieve procedure en de beslissings­termijnen in te korten, vooral omdat men op zeer regelmatige basis dezelfde transmigranten onderschept.

Ik zal dat – ik heb dit ook al gedaan – verder opnemen met de staatssecretaris voor Asiel en Migratie. Conform de aanbevelingen in het recente rapport van de commissie-Bossuyt zal ik daarbij aandringen op een grondige doorlichting van de procedure, met het oog op een sterke vereenvoudiging van het proces en, in het bijzonder, een snelle besluitvorming.

Een gesloten centrum, of een zogenaamd oriëntatiecentrum, kan een deel van de oplossing zijn, als men een adequaat gevolg wil geven aan het politionele optreden. Ik zal ook dat element verder samen met collega Mahdi bekijken.

 

Yoleen Van Camp (N-VA): Ik sta toch wel wat te kijken van het antwoord. De vraag was gericht aan de bevoegde staatssecretaris, die doorverwees naar de minister van Binnenlandse Zaken. De vragen gaan ook heel specifiek over bijvoorbeeld de politiezones. Er is jammer genoeg geen antwoord op gekomen. De minister van Binnenlandse Zaken verwijst eigenlijk grotendeels terug naar de staatssecretaris en minimaliseert de problematiek op haar terrein. Volgens haar draait alles prima op politioneel vlak en moet eigenlijk vooral de staatsecretaris het nodige doen om transmigratie aan te pakken en de beslissingstermijnen bijvoorbeeld in te korten. Het is echt paraplupolitiek als een staatssecretaris naar de minister van Binnenlandse Zaken verwijst en die op haar beurt terugverwijst naar de staatssecretaris.

Uit de beleidsnota van staatssecretaris Mahdi weten we al dat hij heel weinig tools aanbiedt om de migratieproblematiek en de transmigratie gedegen aan te pakken. We hebben er dan ook heel weinig vertrouwen in. Gelukkig heeft onze fractie wel de nodige voorstellen rond, de heer D'Haese heeft bijvoorbeeld een wetsvoorstel klaar om de inklimming in onder meer vrachtwagens strafbaar te maken. Ik ben ook blij dat, ondanks het gebrek aan initiatief van de regering, het Parlement en de meerderheids­partijen toch de moeite hebben gedaan om ons wetsvoorstel te kopiëren en zelf in te dienen. We zijn blij dat we als inspiratie mogen dienen om hopelijk toch oplossingen te bieden voor de problematiek. Hopelijk kunnen we over het voorstel binnenkort ook stemmen. Dan moet u uw paraplu niet meer opentrekken en naar elkaar verwijzen. Dan zijn er tenminste oplossingen op het terrein waarmee de problematiek echt kan worden aangepakt.

Hoe waardevol vond je dit artikel?

Geef hier je persoonlijke score in
De gemiddelde score is